‘Houd dan de hemel in het oog, maar hef uw hart niet al te hoog; op aarde hier, op aarde thans ziet gij een bovenaardse glans’
(Lied 215)
Op Hemelvaartsmorgen, in alle vroegte, liepen een twintigtal mensen door de graslanden rondom het Engelse Werk. Eddy Weeda liet ons zien wat er allemaal groeit en bloeit. Dat illustreerde hij aan ogenschijnlijke eenvoud: grassen. Grassen die in allerlei soorten bewonderd werden en die allen hun eigen groeiplek bleken te hebben, een eigen wijze van groeien en van functie.
Natuurlijk waren er ook kleurrijkere soorten, zoals de gele ratelaar en het witte fluitekruid (ook wel Hollands kantwerk genoemd). Deze wandeling was een training om wonderbaarlijke diepte te zien in het ogenschijnlijk alledaagse.
Na de wandeling stond er in het gemeentecentrum een heerlijk ontbijt klaar. En het geheel werd afgesloten met een metten en daarin het prachtige lied 215.